Afscheiding van België en het opheffen van de vesting.

DibbetsIn tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, werd het lot van Maastricht niet beslecht door Dibbets maar veeleer door de Grote Mogendheden die in Engeland bijeengekomen waren om de onrust in de Nederlanden te bezegelen. Immers Groot-Brittannië, Pruisen, Oostenrijk en Rusland besloten in oktober tot de Conferentie van Londen, waar ook de voormalige vijand Frankrijk werd uitgenodigd.

In november 1830 werd op het Congres van Londen een wapenstilstand bevolen tussen Nederland en het afgescheurde België. Een eerste vredesverdrag werd door de Belgen verworpen, het tweede door de Nederlandse regering. In 1839 kwam er een nieuw Verdrag van Londen dat door beide partijen werd goedgekeurd.

Het voornaamste doel was te voorkomen dat dit conflict uit zou groeien tot een nieuwe Europese oorlog. Op 20 december verklaarden zij België onafhankelijk. In januari werd 1831 door de Conferentie besloten dat België eeuwigdurend neutraal zou zijn en dat de grenzen van voor 1790 hersteld zouden worden.

Willem IOp 19 april 1839 werd via het Londense Tractaat geregeld dat Koning Willem 1 volledige vrijheid kreeg voor wat hij wilde doen met het Nederlandse deel van Limburg. Hij kon kiezen door het te voegen bij Groot Hertogdom Luxemburg of door het te voegen bij het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. 

Voorts werd overeengekomen dat Willem 1 als Hertog van Limburg zou toetreden tot de Duitse Bond, opdat deze Bond een compensatie zou krijgen voor het uittreden van het aan België toegewezen deel van het Groot-Hertogdom Luxemburg. Op 16 Augustus 1839 deed Willem 1 aan de Bondsvergadering het voorstel om het hele territoir dat hem in de vroegere provincie Limburg was toegewezen, met uitzondering van de vestingen Maastricht en Venlo, als Hertogdom Limburg in de Duitse Bond te doen opnemen. Willem 1 voegde het nieuw verworven gebied bij het Koninkrijk der Nederlanden. De vestingen Maastricht en Venlo kregen dus een wat bijzondere status omdat zij geacht werden de Maas te beheersen en met name de Pruisen wilden daar een vinger in de pap houden. Vandaar ook het bondscontingent Limburgse Jagers en het feit dat Limburg behalve provincie een hertogdom werd. Er wordt door ter zake deskundigen eigenlijk van uit gegaan dat bij Franse agressie de beide vestingen onmiddellijk een Pruisisch garnizoen zouden krijgen. Ook in Luxemburg was er zo iets vreemds aan de hand, er was een gemengd Pruisisch en Hollands garnizoen.

Is er dan niet hevig om Maastricht gestreden tussen sympathisanten voor aansluiting bij België en Willem 1 getrouwen? Er was in 1830 weliswaar een groep intellectuelen die kozen voor België, echter die groep was in de minderheid. De handel en nijverheid kozen partij voor Noord-Nederland en dus voor Willem I. De kerk bleef afzijdig. Generaal Bernard Dibbets slaagde erin met zachte hand het garnizoen te vernieuwen. Er is dus nooit sprake geweest van een echte confrontatie geweest tussen de twee groepen.

Maastricht werd na de afscheiding van België (1839) weer een afgelegen grensvesting, die door de moderne krijgskunde niet veel later als onverdedigbaar werd afgeschreven.  

kaart 1839

De Nederlandse provincie Limburg bestaat in haar huidige vorm als politieke en institutionele eenheid sinds 1839. Toch werd eerst in 1967 het honderdjarig bestaan van de provincie gevierd, omdat bij Verdrag van Londen van 11 mei 1867 formeel een einde kwam aan de merkwaardige situatie dat Limburg zowel 

een integraal bestanddeel was van het Koninkrijk der Nederlanden, als van de Duitse Bond. Deze dubbele staatkundige betrekking blijkt uit artikel 1 van de Grondwet van 1840. Dit artikel hield in, dat het Koninkrijk der Nederlanden zou bestaan uit tien provinciën, “mitsgaders het Hertogdom Limburg, behoudens de betrekkingen van dat Hertogdom, met uitzondering der vestingen Maastricht en Venlo en van derzelver kringen, tot het Duitsche Verbond.” Pas na de uittreding uit de Duitse Bond werd Limburg kennelijk als een volwaardige provincie van Nederland beschouwd!

Met het oog op de concentratie van de landsverdediging achter de Hollandse Waterlinie werd Maastricht bij koninklijk besluit van 29 mei 1867 als versterkt steunpunt opgeheven. De opheffing van de vestingen Maastricht, Venlo en Luxemburg in 1867 was dus nauw verbonden met de grotere Europese politiek. Grote gedeelten van de vesting vielen ten prooi aan industriële ontwikkeling en woningbouw. Dankzij toeval zijn belangrijke gedeelten van de fortificatie aan de slopershamer ontsnapt. De aanvang van de restauratie van de vesting vond plaats in 1881 door de onvolprezen referendaris Victor de Stuers ( oprichter van de monumentenzorg in ons land) met het herstel van het middeleeuws karakter van de Helpoort en omgeving. De belangeloze inzet van de vele vrijwilligers van Stichting Maastricht Vestingstad en Stichting Menno van Coehoorn alsmede de toenemende belangstelling voor vestinggeschiedenis door de inwoners en de duizenden bezoekers getuigen van een toenemende waardering voor deze sector van het historisch cultuurbezit.